526.8 Verbindingen van meerdraads-, soepele en zeer soepele geleiders
526.8.1 Om te beveiligen tegen het opsplitsen of uiteengaan van de individuele draden van meerdraads-, soepele of zeer soepele geleiders moeten daarvoor geschikte aansluitklemmen worden gebruikt of moeten de uiteinden van de geleider op geschikte wijze worden behandeld.
n OPMERKING Het toepassen van adereindhulzen is een voorbeeld van een geschikte behandeling van de uiteinden ven de geleider.
526.8.2 Het solderen van het geleideruiteinde van meerdraads-, soepele of zeer soepele geleiders is
toegelaten mits daarvoor geschikte aansluitklemmen worden gebruikt.
526.8.3 Gesoldeerde (vertinde) geleideruiteinden van soepele en zeer soepele geleiders zijn niet
toegelaten bij verbindingen en aansluitpunten waar tijdens bedrijf beweging mogelijk is tussen het
gesoldeerde en het niet-gesoldeerde deel van de geleider.
OPMERKING Voor soepele en zeer soepele geleiders zie NEN-EN-IEC 60228, klasse 5 en 6.
526.9 Aders van kabels waar de mantel van is verwijderd, en installatiedraden moeten aan het einde van de buis, koker of goot zijn omsloten zoals vereist in 526.5.