Vervangen of nieuwe laag aanbrengen platdak

Ronaldo2009

  • #1
Het platdak van de aanbouw (21m2) ziet er niet goed meer uit. Is het verstandiger om de bestaande lagen te verwijderen voordat een nieuwe laag wordt aangebracht of is het ook mogelijk (verstandig) om een nieuwe laag over de bestaande laag heen te leggen.

Graag zou ik de voor- en nadelen horen.

groeten
Ronaldo
 

Wgb

Vaste Beantwoorder
  • #2
Als het dakvlak glad is zonder reparaties kan je het laten liggen.
Is er vaak gerepareerd dan komen de hobbels en bobbels ook weer in de toplaag terug.
Als er een lek komt wordt het zoeken naar het gat een stuk lastiger.
Het water verplaatst zich dan tussen de lagen.
Doe je er geen isolatie op of bij.
*wgb*
 

Ronaldo2009

  • #3
Op dit moment is het platdak geïsoleerd. Het is de bedoeling om eventueel een extra laag isolatie aan te brengen. Het platdak lijkt niet vaak gerepareerd, maar er zitten wel bobbels in en het water blijft staan op het dak aangezien het laagste punt niet de afvoer is. Dit is dus in het verleden niet goed aangelegd.

ronaldo
 

Droid

  • #4
Op een plat dak mag altijd wat water blijven staan... dat is niet erg.

Ik vind zelf dat over een bestaand iets heen gaan geen optie is... doe het netjes, haal het eraf en doe er nieuwe op (mits nodig).

Zonder foto kunnen we hier niet beoordelen of het nodig is, en zelfs met foto's is het denk ik moeilijk te beoordelen. Denk dat je het beste af bent door een onafhankelijke bouwkundige het ter plaatste te laten bekijken.
 

Wgb

Vaste Beantwoorder
  • #5
Dat op een platdak water mag blijven staan is echt verledentijd. Bij de dakbedekking van tegenwoordig wordt dit afgeraden.
Dat water op je dak laten staan is nog uit de tijd van het mastiek. :wink:
*wgb*
 

Richard

  • #6
Op een dak mag maximaal 5% water blijven staan na een regenbui mits de onderconstructie hierop berekend is.
Slopen is in mijn mening altijd het beste,maar ook het meeste werk.
Ook worden stortkosten in de toekomst altijd duurder.
Pas op met bij isoleren,de warmte weerstand moet altijd meer zijn dan de isolatie die er nu zit.
Ook zal waarschijnlijk de opstandhoogte te weinig zijn bij bij isoleren.
bij meer vragen hoor ik het wel.

groet richard
 

Wgb

Vaste Beantwoorder
  • #7
Een dak moet al een aantal jaren een afschot hebben van 16mm/m.
Na een bui mag op 5% van het dakoppervlak een beetje water blijven staan.
*wgb*
 

Droid

  • #8
Richard schreef:
Op een dak mag maximaal 5% water blijven staan na een regenbui mits de onderconstructie hierop berekend is.
Indien er een statische berekening is gemaakt door een constructeur geeft neemt deze dat altijd mee, tevens geeft hij aan of er noodoverlopen geplaatst moeten worden, of middels 'natuurlijke' overstroom.
 

Mobieleke

  • #9
Ik zou altijd het dak eraf halen
het is het besten om het dak er af te halen en dan kun je als je wildt ook je dak isoleren
maar als je gewoon op het hout begint kun je ook zien of je misschien een lek ergens hebt

gr frank
 

Wgb

Vaste Beantwoorder
  • #10
Wgb schreef:
Na een bui mag op 5% van het dakoppervlak een beetje water blijven staan.
*wgb*
De plassen moeten vespreid op het dak liggen. De diepte van de plassen mag maximaal 5 mm zijn.
*wgb*
 

Ralphhaak

  • #11
Jullie zitten er allemaal naast. Wel word er in de vakrichtlijnen vanuitgegaan det je minimaal 10 mm effectief afschot nodig heb maar dit is geen wet. Ter verduidelijking nog wat geplakt en geknipt de rest staat op onderstaande link.


Wat zegt het Bouwbesluit?
De waterhuishouding van een dak
Soms wordt ten onrechte wel en soms wordt ten onrechte niet naar het Bouwbesluit verwezen als het gaat over de waterhuishouding van een dak. In dit artikel zal van enkele veel gestelde vragen worden aangegeven wat het Bouwbesluit hierover zegt, en welke technische aspecten een rol spelen.
Hoe groot moet het afschot van daken minimaal zijn? In tegenstelling tot hetgeen velen denken stelt het Bouwbesluit in het geheel geen eisen aan het afschot van daken.
Verwarring hierover is ontstaan doordat in de norm NEN 6702 'Belastingen en vervormingen TGB 1990' in artikel 10.4.3 het volgende over afschot wordt gezegd. "Bij oppervlakken die water moeten afvoeren, moet een zodanig afschot zijn aangebracht, dat ook bij de doorbuiging in de eindtoestand elk punt van de oppervlakte water kan blijven afvoeren naar de aanwezige afvoerpunten."



Fig 1. Vereiste afschot als functie van de doorbeuiging om plasvorming te voorkomen.

De in de norm opgenomen toelichting op dit artikel vermeldt het volgende: "De eisen dienen om te voorkomen dat waterplassen op platte daken e.d. achterblijven. Een afschot van ten minste 1,6% tezamen met de doorbuigingseis volgens 10.4.2 is voldoende om in geval van bijvoorbeeld sneeuwbelasting, plasvorming door smeltwater te vermijden. De genoemde waarde voor het afschot geldt alleen als er sprake is van starre steunpunten. Bij daken samengesteld uit liggers, gordingen en platen moet met de doorbuiging van de samenstellende delen rekening zijn gehouden waardoor een groter afschot moet zijn aangehouden. Voor die gevallen waarbij kans bestaat op wateraccumulatie zie 8.7.1."


De in de norm opgenomen tekst inzake het afschot is bedoeld om calamiteiten door overbelasting van de draagconstructie door wateraccumulatie te voorkomen; hij is niet bedoeld uit oogpunt van levensduur van de dakbedekking.
Velen denken dat de norm 6702 in het Bouwbesluit volledig van kracht is verklaard. Dit is niet het geval. Het Bouwbesluit verwijst uitsluitend voor de sterkte van de bouwconstructie naar de norm NEN 6702. Dit gebeurt in de artikelen 2, 73, 174, 289, 359 en 381.
Men heeft het dan over: 'een uiterste grenstoestand van een bouwconstructie mag bij de in de norm bedoelde uiterste belastingscombinaties niet zijn overschreden.'

Windbelasting is een belastingscombinatie welke in de norm NEN 6702 voorkomt, dus windbelasting is een Bouwbesluit item. Afschot daarentegen is geen belastingcombinatie en dus geen Bouwbesluit-item. Wateraccumulatie, door bijvoorbeeld gebrek aan afschot, is wel een belastingcombinatie en dus een Bouwbesluit-item. Hierop wordt later teruggekomen.



Het bestek of de opdracht
Na de Bouwbesluit eisen zijn de eisen of afspraken zoals deze in een aanvaarde opdracht zijn opgenomen de volgende belangrijke afspraken of regels. Inzake het afschot kan worden gesteld dat als een werk is opgedragen en aanvaard conform een bestek of aanbieding, de hierin vermelde eisen gelden.Regels van fabrikanten
Onvoldoende afschot veroorzaakt plasvorming op de dakbedekking. Deze plasvorming kan nadelig zijn voor de levensduur van de dakbedekking. In welke mate de levensduur eventueel nadelig wordt beïnvloed is afhankelijk van veel factoren.
Enkele hiervan zijn: het soort dakbedekking (soorten bitumen, soorten kunststoffolie), het merk en type dakbedekking, de soort en mate van vervuiling welke in plassen achterblijft etc. Algemene regels ten aanzien van de mate waarin plasvorming acceptabel is zijn niet te geven, behalve dan dat goed afschot de levensduur niet nadelig beïnvloedt.
In verband met de door fabrikanten te verstrekken materiaalgaranties is het, in het geval van plasvorming waarbij overwogen wordt verder geen maatregelen te nemen, belangrijk dat de dakbedekkingsfabrikant wordt geraadpleegd over de consequenties.Regels van adviserende instanties en adviesbureaus
Voorbeelden van noodafvoeren.
Het verdient aanbeveling om de hoogte h van de noodafvoer groter te maken dan dnd. Hierdoor kan worden voorkomen dat meedrijvende voorwerpen als takken en bladeren de noodafvoer geheel of gedeeltelijk verstoppen.
Ook bij platte daken met een vrije rand, moet rekening zijn gehouden met het optreden van wateraccumulatie.

Reeds jaren bevelen adviserende instanties en adviesbureaus aan om daken met afschot te ontwerpen. Vóór het verschijnen van de norm NEN 6702 werd geadviseerd uit te gaan van een effectief afschot van 1% (10mm/m1); nu wordt meestal uitgegaan van de in de norm opgenomen tekst inzake een afschot van tenminste 1,6% tezamen met de doorbuigingseis.
Soms wordt ook gesproken over zogenaamde 'keuringseisen' of 'toelaatbare plasvorming' op daken. Het in dit verband veel gebruikte criterium is hieronder vermeld. "Een hoeveelheid water op het dak (direct na regen) van maximaal 5% van het dakoppervlak is toelaatbaar, mits deze hoeveelheid is verdeeld over meerdere plassen. De diepte van de plassen mag daarbij maximaal 5mm zijn."

Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat iedere instantie vrij is zijn eigen regels te hanteren. In de praktijk komen dan ook andere 'eisen' dan de hierboven genoemde voor.
Hoewel het een goede zaak is dat eenduidige regels worden gehanteerd voor het ontwerpen van afschot wordt nog al eens uit het oog verloren dat naar de hierboven genoemde regels pas kan worden verwezen als deze in de opdracht aan de uitvoerende partij op enigerlei wijze van kracht zijn verklaard. Is dit niet het geval dan is een beoordeling van uitgevoerd werk op basis van bovengenoemde regels niet aan de orde omdat geen wettelijke basis aanwezig is voor deze eisen.

Esthetische eisen
Als hoge esthetische eisen aan de dakbedekking worden gesteld is plasvorming meestal bezwaarlijk, omdat ter plaatse van plassen door vervuiling meestal een afwijkend uiterlijk en soms kleur ontstaat. De ervaring leert dat ook bij platte daken met een afschot van bijvoorbeeld 1,6% voor de esthetica storende plasvorming en vervuiling kan optreden. Als esthetische eisen aan het aanzicht van een platdak worden gesteld is het daarom wellicht beter uit te gaan van een geballaste dakafwerking.

Als geen eisen gesteld zijn
Deze situatie komt meestal voor bij renovatiewerken waarvoor geen bestek gemaakt is, maar waarbij uitsluitend op basis van een door de dakdekker uitgebrachte offerte wordt gewerkt. Ontbreken afspraken over het afschot of de mate waarin plasvorming mag voorkomen dan zou op basis van de (wettelijke) eisen inzake constructieve veiligheid, welke voor bestaande bouwwerken in het Bouwbesluit is opgenomen, nagegaan kunnen worden of de aanwezige situatie toelaatbaar is.
In concreto betekent dit een controle op sterkte en stijfheid van de constructie met de zogenaamde 'regenwaterbelasting'. Bij een dergelijke belasting speelt plasvorming en afschot in de regel geen rol, maar zijn andere factoren zoals opstandhoogten en de aanwezigheid van noodoverlopen meestal maatgevend.
In verband met het afgeven van productgarantie zijn, bij het ontbreken van verdere eisen, de voorwaarden van de leverancier van de dakbedekking maatgevend. Moet een zogenaamde 'verzekerde dakgarantie' worden afgegeven dan zijn de voorwaarden inzake afschot welke zijn overeengekomen tussen de leverancier en de verzekeringsmaatschappij maatgevend.

Algemeen advies
Om optimaal gebruik te kunnen maken van de levensduur van een dakbedekking moeten de meest gunstige omstandigheden worden gecreeerd. Dit betekent naast regelmatig onderhoud en inspectie van de dakbedekking ook afschot. Voor de grootte van het afschot kan, voor normale omstandigheden, uitgegaan worden van 1,6% tezamen met de doorbuigingseis.
Voor bijzondere omstandigheden, zoals bijvoorbeeld extreme vervuiling op het dak, zal per situatie beoordeeld moeten worden wat de beste oplossing is.
Er zijn echter situaties waarbij het realiseren van het hierboven genoemde afschot hoge kosten met zich meebrengt door bijvoorbeeld bouwkundige aanpassing van dakopstanden en dakdoorvoeren. In een dergelijke situatie kunnen de meerkosten voor het realiseren van afschot worden vergeleken met de in de toekomst te verwachten extra kosten voor onderhoud en mogelijk kortere levensduur van de dakbedekking als geen afschotcorrecties worden uitgevoerd. Afhankelijk van de situatie (de mate van plasvorming, vervuiling, type dakbedekking) zou om een vergelijk te maken tussen wel of geen afschotmaatregelen voor de gevolgen van slecht afschot kunnen worden uitgegaan van twee extra onderhoudsinspecties per jaar en een verkorting van de levensduur van de dakbedekking met 25%.
Voor ruimten waar geen enkel risico op lekkage wordt geaccepteerd moet altijd worden uitgegaan van goed afschot.

Hoe groot moet de afvoercapaciteit zijn?
In het Bouwbesluit is vermeld dat voor woningen (artikel 29) en niet voor bewoning bestemde gebouwen (artikel 200) bij nieuwbouw (of daaronder vallende situaties) de capaciteit van het hemelwaterafvoersysteem moet voldoen aan de norm NEN 3215 'Binnenriolering in woningen en woongebouwen. Eisen en bepalingsmethoden' een praktische uitwerking van deze norm is NPR 3216 'Binnenriolering in woningen en woongebouwen. Ontwerp en uitvoering'. Inmiddels is er computerprogrammatuur om de afvoercapaciteit van een dak te controleren (bijvoorbeeld Dakdisk van Vebidak).
Moet een hemelwaterafvoer luchtdicht worden aangesloten op een standleiding?
In de hierboven genoemde Bouwbesluit artikelen 29 en 200 (geldend voor nieuwbouw) is het volgende vermeld: 'De voorziening voor hemelwater, voor zover die voorziening binnen de woning of het woongebouw (of het gebouw) is gelegen, moet, ter voorkoming van een voor de gezondheid onaanvaardbare situatie in de woning of het woongebouw, bepaald overeenkomstig NEN 3215, lucht- en waterdicht zijn.'
Dit betekent dat in de meeste nieuwbouw situaties een hemelwaterafvoer van het type onderuitloop lucht- en waterdicht op een standleiding moeten zijn aangesloten. Over de praktische uitvoering hiervan worden geen aanwijzingen gegeven. Voor de situatie die valt onder 'bestaande bouwwerken' vermeldt het Bouwbesluit geen eisen.
Door adviserende instanties en adviesbureaus wordt in zijn algemeenheid de aanbeveling gedaan hemelwaterafvoeren waterdicht aan te sluiten op de standleiding. Voor nieuwbouw is het meestal reeds een 'wettelijke verplichting', voor renovatie geldt het alleen als de door een adviserende instantie of adviesbureau gestelde eisen in enigerlei vorm van kracht zijn verklaard bij de verstrekte opdracht aan het uitvoerende bedrijf. Bovengenoemde algemeen gehanteerde aanbeveling wordt gedaan om waterschade binnen bij een verstopt afvoersysteem te voorkomen.

Zijn noodoverlopen of spuwers verplicht?
In de regel noemt men een voorziening een spuwer als deze uitsluitend een waarschuwende functie heeft dat het waterniveau op het dak een bepaalde hoogte heeft bereikt. De afvoercapaciteit is meestal onvoldoende om de taak van het hemelwaterafvoersysteem over te nemen. Spuwers zijn niet verplicht.
Het toepassen van noodoverlopen houdt verband met de Bouwbesluiteisen voor nieuwbouw en bestaande bouw inzake constructieve veiligheid (artikelen 2, 73, 174, 289, 359 en 381). Ingevolge deze artikelen moet ieder dak ook op sterkte en stijfheid worden gecontroleerd met een zogenaamde 'regenwaterbelasting' welke is vermeld in de norm NEN 6702. Voor het bepalen van deze belasting moeten volgens de norm NEN 6702 de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

  • Waterafvoer via een of meer reguliere waterafvoeren (wegens verstopping) is niet mogelijk. Uitgegaan moet zijn van de ongunstigste situatie;
  • Waterafvoer via de dakrand of noodafvoer is wel mogelijk.
De in rekening te brengen dakbelasting door regenwater wordt onder andere bepaald door de waterhoogte welke kan ontstaan als alle hemelwaterafvoeren verstopt zijn.
In artikel 8.7.1.5 van NEN 6702 is voor de waterhoogte formule 1.

Formule 1: dhw = dnd + hnd

Hierin zijn:
dhw = de waterhoogte ter plaatse van de dakrand of de noodafvoer
dnd = de waterhoogte boven de noodafvoer
hnd = de hoogte van de noodafvoer boven het dakvlak

Met Formule 2 wordt de waterhoogte boven de noodafvoer berekend.

Formule 2: dnd = 0,001 (A/b)²/³

Hierin zijn:
A = het dakoppervlak dat afvoert via de betreffende noodafvoer
b = de breedte van de noodafvoer
Figuur 2 is een toelichting uit de norm.



Een smalle noodoverloop heeft nauwelijks effect op de in rekening te brengen dakbelasting in vergelijking met geen overloop toepassen.

Het toepassen van noodoverlopen is niet verplicht. Worden geen noodoverlopen toegepast dan wordt dit 'afgestraft' met het in rekening moeten brengen van een hogere regenwaterbelasting in vergelijking met toepassing van noodoverlopen.


Als geen noodafvoer aanwezig is dan is in de formules de hoogte hnd gelijk aan de hoogte van de dakrand op het laagste punt van het dak. Dit is bijvoorbeeld 200mm.
Als wel een noodafvoer aanwezig is dan is hnd de afstand van de bovenzijde van de dakbedekking op het laagste punt tot de onderzijde van de noodafvoer opening. Dit is bijvoorbeeld 50mm.

Als noodoverlopen worden toegepast dan is de afmeting hiervan medebepalend op de in rekening te brengen belasting (zie formule 2). Bij een dakoppervlakte van 200m² en een breedte van de noodoverloop van 200mm is de waterhoogte boven de onderzijde van de noodoverloop: 100mm.
Bij dezelfde dakoppervlakte en een breedte van de noodoverloop van 500mm is deze waterhoogte: 54mm. Bij een breedte van 1.00m van de overloop is de waterhoogte boven de onderzijde van de overloop: 34mm. Als noodoverlopen worden toegepast dan is de afmeting dus niet voorgeschreven maar sterk mede bepalend welke waterhoogte in rekening moet worden gebracht.
De 'winst' op de rekening te brengen regenwaterbelasting kan bij de toepassing van noodoverlopen in bovenstaande voorbeeld kan als volgt worden samengevat:
Uitgangspunten:

  • dakrandhoogte: 200mm
  • aangesloten dakoppervlak per noodoverloop: 200m²
  • breedte van de noodoverloop: 200mm/500mm en 1.00m
  • hoogte noodoverloop boven de dakbedekking: 50mm
In rekening te brengen dakbelasting (geen rekening gehouden met dakdoorbuiging)
  • geen noodoverlopen: 200mm (=200 kg/m²)
  • breedte noodoverloop= 200mm : 150mm (=150 kg/m²)
  • breedte noodoverloop= 500mm : 104mm (=104 kg/m²)
  • breedte noodoverloop= 1.00m : 84mm (=84 kg/m²)
Vooral voor lichte dakconstructies zoals staaldaken heeft de toepassing en de breedte van noodoverlopen een aanzienlijk invloed op de dimensionering van de staalplaat en de draagconstructie.


Hoe groot moet het afschot van daken minimaal zijn? In tegenstelling tot het geen velen denken stelt het Bouwbesluit in het geheel geen eisen aan het afschot van daken.
Verwarring hierover is ontstaan doordat in de norm NEN 6702 'Belastingen en vervormingen TGB 1990' in artikel 10.4.3 het volgende over afschot wordt gezegd. "Bij oppervlakken die water moeten afvoeren, moet een zodanig afschot zijn aangebracht, dat ook bij de doorbuiging in de eindtoestand elk punt van de oppervlakte water kan blijven afvoeren naar de aanwezige afvoerpunten."

De in de norm opgenomen toelichting op dit artikel vermeldt het volgende: "De eisen dienen om te voorkomen dat waterplassen op platte daken e.d. achterblijven. Een afschot van ten minste 1,6% tezamen met de doorbuigingseis volgens 10.4.2 is voldoende om in geval van bijvoorbeeld sneeuwbelasting, plasvorming door smeltwater te vermijden. De genoemde waarde voor het afschot geldt alleen als er sprake is van starre steunpunten. Bij daken samengesteld uit liggers, gordingen en platen moet met de doorbuiging van de samenstellende delen rekening zijn gehouden waardoor een groter afschot moet zijn aangehouden. Voor die gevallen waarbij kans bestaat op wateraccumulatie zie 8.7.1."
 

Wgb

Vaste Beantwoorder
  • #12
Ik zou de hoofdstukjes, Regels fabrikanten, Algemeen advies en minder belangrijk maar toch Eshetische eisen, zeker niet onderschatten.
*wgb*
 
Status
Niet open voor verdere reacties.

Login

Je wachtwoord vergeten?
Nog niet geregistreerd? Registreer nu