Het bepaalde houdt in dat de binnenmiddellijn van de buizen, de afstand tussen trekdozen en het aantal bochten in buizen zo zijn dat draden gemakkelijk kunnen worden aangebracht. De straal van bochten in buizen, gemeten aan de binnenkant van de bocht, mag derhalve niet kleiner zijn dan:
1. 3 D voor vinylbuizen en flexibele vinylbuizen;
2. 4 D voor stalen buizen met D = 16 mm;
3. 6 D voor stalen buizen met D > 16 mm.
D is de nominale buitenmiddellijn van de buis.
Aan deze bepaling is voldaan indien de som van de doorsneden van de draden met inbegrip van de isolatie minder bedraagt dan:
1. 33 % van de binnendoorsnede van de buis voor draden met een nominale kerndoorsnede van ten hoogste 10 mm²;
2. 40 % van de binnendoorsnede van de buis voor draden met een nominale kerndoorsnede van meer dan 10 mm².
Voor de meest voorkomende gevallen kan onderstaande tabel worden geraadpleegd.
In deze tabel is gerekend met:
1. een vulfactor van 33 % tot en met 10 mm² en daarboven van 40 %;
2. maximaal 2 bochten;
3. vinyldraad H07V-U (VD);
4. buis volgens NEN 3174;
5. flexibele buis volgens NEN 3530 (hiervoor gelden de tussen haakjes geplaatste waarden).
Code:
<i>
</i>aderdoorsnede(mm²) Max aantal draden per buis
Diameter van de buis in mm:
16 19/20 25 32
1,5 5 (4)
2,5 4 (3) (5)
4 3 (2) 5 (4)
6 2 (2) 4 (3) 5 (5)
10 2 3 (3) (5)
Bij meer bochten in de buis de buismaat 1 trap hoger nemen.
In de praktijk worden dikwijls combinaties van draden met verschillende nominale kerndoorsneden toegepast. Voor buis met een buitenmiddellijn van 16 mm zijn onder andere de volgende combinaties toegelaten:
1. voor buis volgens NEN 3174 maximaal:
* vinyldraad 3 x 2,5 mm² + 2 x 1,5 mm²;
* vinyldraad 2 x 2,5 mm² + 3 x 1,5 mm²;
2. voor flexibele buis volgens NEN 3530 maximaal:
* vinyldraad 3 x 2,5 mm² + 1 x 1,5 mm²;
* vinyldraad 2 x 2,5 mm² + 2 x 1,5 mm².