Folies nader belicht
Folie op hellende daken, praktijk en uitvoering (2)
In de vorige uitgave van Dakhelling is voornamelijk gesproken over een aantal specifieke technische kenmerken van folies op hellende daken. In deze uitgave wordt dieper ingegaan op de verwerking en de eventueel voorkomende problemen bij de plaatsing van folies.
Waterkerende dampopen folie. Dit zijn folies die volkomen dampopen zijn en derhalve (zover bekend) geen condensatieproblemen onder de folie kennen. Eis is wel dat direct onder de folie een harde laag aanwezig is zoals dakbeschot of een harde laag isolatiemateriaal. Als nadeel wordt vanuit de praktijk gemeld dat deze folie kwetsbaar is.
Vooral bij dakdoorbrekingen als schoorstenen, doorvoeren en dakvensters dient een extra strook van b.v. DPC toegepast te worden. Deze maatregel is nodig om voorkomend lekwater om de doorbreking heen te lijden. Door de lamellen van deze folie zou ter plaatse van deze punten het lekwater juist naar binnen gekeerd worden. Het toepassen van een strook DPC van bijvoorbeeld 500 mm breed boven deze doorbreking, welke voldoende hoog tussen de lamellen geschoven wordt, voorkomt dit effect.
Aangezien dergelijke folies niet voldoen aan het gestelde in de BRL 4708 zijn deze folies dan ook niet voorzien van een KOMO-attest met certificaat.
Waterkerende dampdoorlatende folie
Deze versterkte folies hebben over het algemeen een hoge mate van breuk- en scheur weerstand waardoor in mindere mate nooit gaten tijdens de verwerking kunnen ontstaan. De dampdoorlatendheid echter is meestal beperkt (ca. 25 - 180 gr/m2/24h). Door deze geringe dampdoorlatendheid ontstaan Ud of Sd waarden > 0,8m.
Het probleem bij deze folies is dat de microperforatie damp moet doorlaten terwijl vocht van buiten tegengehouden moet worden. Aan de verwerking van deze folies worden hoge eisen gesteld zoals in het vervolg van deze artikelreeks zal blijken. Dit type folie wordt veel toegepast op scharnierkappen vanwege de sterkte eigenschappen van de folie. Onder het isolatie materiaal in deze kappen (meestal minerale wol) is vervolgens een damprem verwerkt om condensatie tegen de waterkerende dampdoorlatende folie te voorkomen. Veel van deze waterkerende folies voldoen aan de eisen als gesteld in de BRL 4708.
Spinvlies folie
De spinvliesfolies zijn sinds een aantal jaren op de Nederlandse markt. Het grote voordeel van deze folies zit hem in het open karakter. De dampdoorlatendheid ligt aanzienlijk hoger dan bij de waterkerende folies.
Veel spinvliesfolies hebben een dampdoorlaat die tussen 1100 - 2200 gr/m2/24h ligt. Hierdoor wordt een Ud waarde bereikt die op 0,02 - 0,03 m uit komt. Bouwfysisch gezien is dit zeer gunstig. De kans op condensatie onder dit type folie wordt hierdoor erg klein. Echter dit mag niet geheel uitgesloten worden.
Uit de praktijk zijn ook bij deze folie schadegevallen bekend tijdens strenge vorstperiodes en een redelijk hoge mate van luchtdoorlatendheid van de ondergrond. Nadeel van een aantal spinvliesfolies is het feit dat deze niet voldoen aan de sterkte-eisen als vermeld in de BRL 4708.
Vooral bij scharnierkappen met spinvlies folies wordt in de praktijk regelmatig door de folie getrapt, waarna uitgebreide herstelwerkzaamheden het gevolg zijn.
Sinds kort zijn er echter ook spinvliesfolies op de markt die een ingeweven fijnmazige wapening hebben en spinvliesfolies die uit meerdere lagen zijn opgebouwd waardoor de kans op door trappen aanzienlijk vermindert.
Dampremmende folie
De dampremmende folie is een gesloten scherm met een hoge Ud waarde > 10 m en bestaat veelal uit aluminium of kunststof folie (ook wel landbouwplastic genoemd). Een dergelijk type folie wordt normaliter niet op hellende daken gebruikt. Veelal wordt deze folie onder de isolatie in scharnierkappen geplaatst, hetgeen in de fabriek geschiedt. In een klein aantal gevallen wordt deze folie toegepast bij isolatie werkzaamheden in de renovatie. De dampremmende folie wordt in deze situatie op het onderliggende dakbeschot geplaatst waarna isolatiemateriaal (meestal met open structuur) tussen regels en gewapende dampdoorlatende folie hierover aangebracht worden. Als finale afwerking worden tenslotte tengels, panlatten en dakbedekking aangebracht. Sinds de introductie van de prefab renovatie dakelementen is deze manier van isolatie achterhaald en komt in weinig gevallen voor.
De toepassing van folies op hellende daken strekt voornamelijk tot waterkerende en spinvliesfolies. Derhalve zullen deze folies onderstaand nader beschouwd worden. Relevant hierbij zijn de eisen en omschrijvingen in de van toepassing zijnde BRL 4708 en KOMO-attesten.
Onderstaand zijn deze eisen en toelichtingen uit de KOMO attesten nader omschreven namelijk:
- De onderconstructie moet voldoende vlak en luchtdicht zijn.
- De voorzieningen ter bevestiging van de folie (tengels of sporen) moeten afgestemd zijn op van de eigenschappen folie.
- De dakhelling dient tenminste 15 graden te zijn.
- De folie kan niet toegepast worden onder Oud Holle dakpannen en metalen dakpanplaten.
- De folie dient in horizontale banen aangebracht te worden. Bij enkele fabrikaten met een rolbreedte van 2,5 m mag in incidentele gevallen (bijv. op dakkapellen van 2,5 m breedte) de baan ook vertikaal aangebracht worden.
- Folies op basis van kruislaminaten en microperforaties mogen niet met een harde ondergrond in contact komen (bijv. dakbeschot) maar dienen op tengels van tenminste 20 mm hoogte aangebracht te worden en afgedekt met tengels van min. 10 mm dikte.
De overlapping van de horizontale banen dient als volgt te zijn:
- dakhellingen >25 graden min.100 mm en max. 200 mm.
- dakhellingen >15 en <25 graden min.150 mm en max. 200 mm.
- De vertikale overlap dient minimaal 2 x de tengel breedte te zijn.
- Bij de dakvoet dient de folie zodanig door te steken dat het lekwater buiten de constructie of in de goot wordt afgevoerd.
- De folie mag niet over de nok worden doorgelegd.
- Dakdoorbrekingen als rookgas-, ventilatie- en rioolontluchtingsdoorvoeren alsook andere dienen met een manchet aan elkaar verkleefd met een daarvoor geëigend middel (bijv. snoerkit of 2-zijdige tape) afgedicht te worden.
- De toepassing van folie op niet geïsoleerde daken valt bij renovatie buiten de werkingssfeer van de KOMO-attesten gezien het dampopen karakter hiervan.
- Bij de berekening van de Ud waarde per klimaatklasse is uitgegaan van toepassing van luchtdroge materialen in het constructiedeel.
- Ten aanzien van waterdoorslag wordt gesteld dat de folie een zekere mate van waterdoorslag dient te hebben.
Uit het bovenstaande kan het volgende geconcludeerd worden t.a.v. het verwerken van kruislaminaat- en met kruiswapening uitgevoerde folies:
- Het aanbrengen van folies op geïsoleerde dakelementen in nieuwbouw en renovatie vereist een absoluut luchtdichte ondergrond. Of deze garantie ten aanzien van de luchtdichtheid in de praktijk uitvoerbaar is lijkt zeer onwaarschijnlijk.
- Op renovatieprojecten waar uitsluitend de dakbedekking vervangen wordt kunnen deze folies niet verwerkt worden vanwege het open karakter van de ondergrond.
- De opgenomen Ud-waarden zijn uitsluitend betrouwbaar indien de onderliggende materialen luchtdroog zijn én er geen ventilatie onder de folie wordt toegepast. Gezien de te lande heersende weersomstandigheden lijkt deze eis onhaalbaar. De bovenzijde van dakelementen e.d. is in zeer veel gevallen nat door dauw, rijp, regen, sneeuw enz., bovendien wordt bij de meeste folies ventilatie juist voorgeschreven. Bij de keuze van de folie dient hiermee rekening te worden gehouden.
- Toepassing van folie onder Oud Holle dakpannen en dakpanelementen is niet toegestaan c.q. wordt niet gegarandeerd.
- Hoe tengels en sporen afgestemd kunnen worden op de eigenschappen van de folie is een groot vraagteken, alsook de vraag wat hiermee bedoelt wordt.
- De afdichting van de folie ter plaatse van dakdoorbrekingen d.m.v. dubbelzijdige tapes of snoerkit blijkt in de praktijk (doordat de bovenzijde van de folie door beregening e.d. langdurig nat kan blijven, en een verminderde hechting optreedt) een hachelijke zaak.
Het toepassingsgebied van de bovengenoemde folies is ons inziens zeer beperkt (indien aangebracht in de praktijk) aangezien de haalbaarheid van de verwerkingseisen moeilijk tot niet uitvoerbaar zijn. Vooral aan de luchtdichtheids-eis kan in veel situaties slechts met veel moeite voldaan worden.
Condensatie
Ook de folies op industrieel vervaardigde dakelementen en scharnierkappen vertonen aan de onderzijde geregeld (ondanks de aanwezige damprem onder in deze bouwdelen) in hoge mate condensatie bij dakdoorbrekingen die altijd het gevolg zijn van slechte luchtdichtheid. Soms echter komt door dezelfde oorzaak ook condensatie voor bij stuiknaden. De aansluiting tussen b.v. dakvensters en deze dakconstructies zijn niet luchtdicht afgesloten waardoor warme vochtige lucht vanuit de woning onder deze folie terecht kan komen. Vooral tijdens vorstperiodes ontstaan hier condensvlakken (met als gevolg ijsafzetting). Tijdens de navolgende dooiaanval komt dit smeltende ijs terug in de constructie, met als gevolg: lekkage.
Tegenwoordig veel voorkomende dakelementen met minerale wol isolatie zijn voorzien van een wit afgewerkte onderzijde. Door toepassing van kunststof T-profielen in de naden wordt deze witte afwerking doorgezet. Echter ter plaatse van de oplegging van deze dakelementen op de gordingen ontstaat ruimte door het tussenliggende T-profiel.
Hierdoor kan vochtige warme lucht in de dakspouw terecht komen en tot condensatie leiden (luchtlek). Het zogeheten afpurren van stuiknaden van deze elementen heeft geen zin aangezien de hechting van PUR-schuim op minerale wol geen water en/of luchtdichting tot gevolg heeft. Tenslotte..
Het ware wenselijk dat er spoedig oplossingen gevonden worden voor het luchtdicht afsluiten van deze aansluitingen. Op de bouwplaats oplossingen bedenken en uitvoeren is ons inziens niet de geëigende weg.
Vooral in de praktijk uitvoerbare verwerkingseisen en principedetails in de KOMO-attesten van folies en met folie afgedekte dakelementen kunnen een hoop onduidelijkheid wegnemen.