Ik ga er van uit dat je zeker weet dat iedere draad in de lasdoos correspondeert met een van de drie uiteinden. Soms zijn er heel rare dingen gedaan in installaties. Daar ga ik niet van uit.
De installatie is spanningsvrij.
Soms, als de afstand klein is en er weinig bochten zijn. Kun je aan draden in de lasdoos rukken en zie of voel je een uiteinde bewegen (hulp van een omstander kan hier nuttig zijn). Voorzichtig! Draden moeten niet teruggetrokken worden, en al helemaal niet beschadigd.
Als dat niet lukt moet je continuïteit meten. Dat is lastig omdat de uiteinden meters van de lasdoos verwijderd zijn. Dit los je op door even te verlengen. Neem een lange draad (VD of snoerader, maakt niet uit zolang het maar een goede verbinding geeft), en verbindt die goed aan een van uiteinden. Meet nu continuïteit (zeer lage weerstand) van de draden in de lasdoos naar het extern verlengde uiteinde. Als het goed is vind je bij één draad continuïteit en de andere twee niet. Dat is hem dus. Zo ook de andere twee.
